Afgelopen week was het aftellen. De laatste loodjes, dat wil zeggen de laatste weken, wogen het zwaarst wat mij betreft. Niet dat het werk te zwaar was geworden maar m’n motivatie was heel ver te zoeken. Ik geloof dat dat voor mij misschien wel de grootste les van dit vrijwilligersproject is. We doen het voor de dieren, maar voor mij is dat toch niet voldoende om een voltijds vrijwilligersbaan met repetitief werk te vullen. Ik krijg af en toe voldoening als ik zie hoe sommige dieren vooruit gaan, maar dat weegt niet op tegen de overige zeven en een half uur van de dag.
Daarnaast werd alsmaar duidelijker hoe enorm amateuristisch het allemaal georganiseerd is en dat het er nu vooral om lijkt te gaan dat er verdiend moet worden aan de rondleidingen. Een deel van de betaalde staf heeft het ook zo ongeveer wel gehad. Ze hebben zich voor een hongerloontje uit de naad gewerkt toen het centrum vanwege coronamaatregelen gesloten was. Sinds augustus is het weer open en komen er weer inkomsten binnen, maar dat heeft voor hen nog niet tot lastenverlichting of verbetering van het inkomen geleid. Ze gaan nu een voor een, of twee tegelijk, op vakantie of houden er wellicht helemaal mee op. Cristina en ik durven te voorspellen dat het een rotzooi wordt in december.

Cristina heeft tot en met afgelopen zondag een hele week in de keuken gewerkt zodat een medewerker een week vakantie kon hebben. Ze was van plan om dat in november elke zondag te blijven doen, maar nadat ze deze week gezien had hoe slecht alles wordt georganiseerd en wat dat voor de dieren betekende heeft ze er uiteindelijk voor bedankt. Tekenend voor het amateurisme was dat ze helemaal moest uitspellen wat dat voor het centrum betekende : dat ze iemand anders moeten vinden voor de zondagen. Ah … ja…
Vermoedelijk is de schok voor ons groter dan voor de medewerkers en de vrijwilligers die er al jaren rondlopen, want ze zijn het waarschijnlijk gewend. En hopelijk betekent het dat ze uiteindelijk ook een manier vinden om de zaak, ongeacht wat dan ook, toch draaiend weten te houden. Ik hoop het voor de dieren van harte.

Dus, afgelopen zondag hebben we met pannekoeken en witte wijn (de combinatie werkt beter dan het klinkt) gevierd dat het vrijwilligerswerk erop zit. Althans in het Jaguar Rescue Center. We blijven nog wel wat doen in La Ceiba, het ‘pre-vrijlaat’ bos dat bij het JRC hoort en waar we nu sinds twee maanden wonen. Cristina voor de dieren en ik voor de enige medewerker die hier het fort verdedigt.
Vandaag hebben we gezien hoe twee brulaapjes even buiten mochten spelen. Ze zitten in een kooi, misschien een kilometer diep het bos in. Elke dag mogen ze er een paar uur uit. Ze verdwijnen direct de bomen in. Meestal komen ze na een tijdje terug, want ze vinden het best fijn om eten geserveerd te krijgen. Dan hoeven ze zelf niet te zoeken. Maar als ze buiten willen blijven dan is dat ook prima. Er wordt een week lang gekeken of ze terug het hok in willen. Ze krijgen die week steeds meer blad en steeds minder groente geserveerd. En als ze na die week (nog steeds) niet terug de kooi in willen dan zijn er twee brulaapjes gered.

We konden niet dezelfde route teruglopen want dan zouden de aapjes ons volgen. Zodoende gingen we dwars door het bos, langs de grens van het perceel, en gedeeltelijk door de bedding van een bosbeek. Prachtig en sprookjesachtig!
Nu iets heel anders. Een paar weken geleden kreeg ik een email van een data manager van een NGO die zich voor zeeschildpadden en hun nesten inzet. Je herinnert je wellicht dat ik in mei een aantal blogposts heb geschreven over de database software die momenteel bestaat ter ondersteuning van zulk werk?? Vast niet, maar dat geeft niks. De conclusie was dat er niet veel soeps bestaat en dat wat er bestaat ondertussen minstens tien jaar oud is. Deze data manager was op zoek gegaan naar iets nieuws om hun oude zelfgemaakte systeem te vervangen. Daarbij was hij op mijn posts gestuit en had gevraagd of ik geïnteresseerd in een gesprek daarover was? Uh … even denken … JA ZEKER!!
Toen ik me afgelopen maart realiseerde dat ik graag meer databases voor duurzame ontwikkeling wil maken en dat ik dat best via een eigen bedrijf of eenmanszaak wilde doen, was de grote vraag, hoe en wat dan? Hoe kan ik daar m’n inkomen mee verdienen? Als een van de mogelijkheden was het in me opgekomen om in het gat in de markt van de zeeschildpaddensoftware te springen. Dat er een gebrek was was wel duidelijk, maar of er een markt bestaat die ervoor wil en kan betalen was (en is) niet zo duidelijk. Want de meeste zeeschildpadden leggen hun nesten toevallig in relatief arme gebieden van de wereld. Heb ik nu dan m’n eerste klant geworven? Ik weet het niet. Maar belangrijker, dit emailtje en het geanimeerde, twee uur durende Zoom-gesprek dat erop volgde, gaven aan dat ik misschien iets te pessimistisch ben. De komende maand ga ik onder andere voor meer marktonderzoek gebruiken.
Verder ga ik de software die ik voor het eerste vrijwilligersproject had gemaakt klaar maken voor gebruikerstesten. En wellicht hebben Cristina en ik ook weer tijd, inspiratie en energie om wat meer te bloggen. Cristina is al op gang gekomen, zoals je twee weken geleden hebt gemerkt. Ik hoop de smaak ook weer te pakken te krijgen.