Este post en español de Google
Afgelopen woensdag was een lange dag in de auto. Monteverde was erg groen, maar na een half uur de berg af rijden waren we weer terug in het droge klimaat, waar ik zoals ik vorige week al schreef, voldoende van genoten had. Tijdens de rest van de dag konden we zien hoe het landschap beetje bij beetje steeds groener werd. Het aantal bomen zonder bladeren nam af, het gras veranderde van bruin in groen (dus het gras is hier inderdáád groener) en de savanne maakte plaats voor steeds meer bos. Overigens, ook voor meer plantages van bananebomen en palmoliepalm.

En aan het eind van de dag kregen we regen, maar daar hebben we al over geblogd. De regen van die dag was meteen de laatste regen sindsdien, dus waarschijnlijk hadden we geluk. Geluk want na de droogte van Guanacaste in het noorden van Costa Rica was wat regen voor mij een verademing. Het was als het ware de kers op de taart van de dag in de auto.

De volgende dagen hebben we typisch weer niets gedaan. Behalve wennen aan de klamme warmte en de geluiden die ons hier ‘s nachts omgeven. Meer daarover, en ons avontuur met een zwerm wespen in onze volgende post. We hebben wat rondgelopen in de buurt en boodschappen gedaan in het dorp. De tuinman / huisoppasser, is net zo vriendelijk en behulpzaam als Q. in Guanacaste. De tuin is ongeveer net zo groot als voorheen, maar minder vol met bomen. Daartegenover staat er wat eetbaar fruit in de tuin: bananen, pomelo’s (althans zo zien ze eruit), papaya en mango. Van die laatste twee is het maar de vraag of ze groot en rijp genoeg voor consumptie zijn voor we weer verder trekken.
Het huis is van alle nodige gemakken voorzien (stromend water, electriciteit, toilet, warme douche). En de verleidingen van het moderne leven ontbreken: internet is moeizaam en er is geen tv. Het ligt niet ver van zee, maar we hebben nog niet gezwommen. De zee wil zeggen de Golfito, niet de oceaan, dus hier geen surfen jammergenoeg. Twee grote verschillen met het huis in Guanacaste: dit huis heeft drie slaapkamers ipv één en dit huis heeft alleen horren en luiken ipv glas. Dat laatste betekent dat het weer en de ‘stilte’ van de natuur gewoon naar binnen waaien.
Alle actie zat deze week aan het begin met de autoreis en het eind met onze eerste twee dagen vrijwilligerswerk voor Osa Conservation. ‘Osa’ is de naam van het schiereiland waar we nu vertoeven. Het ligt aan de zuid-west kant van Costa Rica en is veel kleiner dan Nicoya. Een groot deel ( afhankelijk van wat je precies telt misschien wel een derde of de helft ) van het eiland bestaat uit Nationaal Park Corcovado.

Corcovado is met 424 vierkant kilometer het grootste nationale park van Costa Rica en bestaat uit één groot regenwoud, dat zich ook buiten het park uitstrekt. Voor de Nederlanders die zich er niet zoveel bij voor kunne stellen : Neerlands grootste nationale park, de Hoge Veluwe, is ongeveer 50 vierkante kilometer. De Hoge Veluwe beslaat 1/830 ste van de oppervlakte van Nederland (41.500 km2). Corcovado beslaat 1/120 ste van de oppervlakte van Costa Rica (51.100 km2). Je fietst er dus niet in een middag doorheen. Maar je kan er wel meerdaagse trektochten doen. En dat willen we graag een keer doen.
Het regenwoud waar Corcovado in ligt, is niet alleen relatief groot voor het land, het bevat ook een enorme biodiversiteit. Ik weet niet meer waar ik het gezien heb, maar men claimt dat 2,5 procent van de wereldbiodiversiteit hier is te vinden. Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe ze dat precies meten, want ik meen me ook te herinneren dat de biologen helemaal niet weten hoeveel soorten leven er eigenlijk zijn. Anyways, het klinkt indrukwekkend en biologen doen er vast graag onderzoek. Osa Conservation heeft daarvoor een onderzoeksstation. Piro Station ligt in het regenwoud, maar buiten de grenzen van het park. En daar mochten we meteen de eerste dag op bezoek komen.

Anderhalf jaar aan voorbereidingen, Cristina’s verkenningstocht een jaar geleden en vier maanden dikke stress aan het eind van de rit, en nu was het dan zover. En hoe! De stoppen sloegen bijna door!
Nou ja, zo fantastisch als het klinkt, zo gewoon is het als je er middenin staat. Zeggen en schrijven is Piro Station een open plek in het bos, misschien 80 bij 200 meter met een aantal gebouwen: een laboratorium, een cantine, en een handvol onderkomens met stapelbedden, gemeenschappelijke badkamers en veel muskietennetten voor ongeveer 30 mensen. Daaromheen een netwerk van wandelpaden door het bos en naar een paar nabijgelegen stranden. In het bos groeit, loopt, vliegt en scharrelt vanalles om te observeren.
Ze zijn ze er uiterst serieus mee. De paden zijn alles bij elkaar nog geen vijftien kilometer lang, maar als je eropuit gaat voor ‘een wandelingetje’ of een observatietocht wordt je wel degelijk geacht op het bord te schrijven wie er meegaat, welke route je loopt, wanneer je vertrekt en wanneer je weer terug denkt te zijn. En je telefoonnumer, want er is wel bereik, min of meer. De alarm nummers hangen erbij. Het is namelijk wel echte natuur waar je respect voor moet hebben. Tien meter van het pad af, zie je niet meer waar het ook alweer is en er worden giftige slangen en pumas gesignaleerd. Niet veel en maar heel af en toe. Maar toch.

Na zo’n wandeling door het bos en een lunch was het de bedoeling was dat Cristina en ik een korte presentatie zouden geven over wat we voor de biologen kunnen betekenen. Door een verandering in de planning ging dat niet door. Aanstaande maandag proberen we het weer. In plaats daarvan deden we de presentatie voor twee medewerkers van Osa Conservation en ook de lunch was een goede gelegenheid om ons voor te stellen.
Ik geloof dat Cristina, onze contactpersoon M., en ik ons allemaal een beetje afvroegen of we ons wel voldoende bezig konden houden de komende drie maanden, maar dat bleek geen enkel probleem. We komen waarschijnlijk tijd tekort. Het hoe en wat zal ik nu niet uit de doeken doen, maar vandaag hadden we onze eerste respectievelijke vergaderingen in het kantoor in Puerto Jiménez. En daarmee is het feest van het vrijwilligerswerk geopend.